Hoe zit het met de tijden van de werkwoorden?
Ik heb op school geleerd dat een zin in veel verschillende tijden kan staan. Ik weet die niet meer. Is dat erg? En hoe herken ik de juiste tijd waarin een werkwoord staat?
Op www.onzetaal.nl heb ik een handig overzichtje gevonden van alle werkwoordtijden:
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): ik werk
- onvoltooid verleden tijd (ovt): ik werkte
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt
- voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt
- onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt): ik zal werken
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt): ik zal gewerkt hebben
- onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt): ik zou werken
- voltooid verleden toekomende tijd (vvtt): ik zou gewerkt hebben
Hoewel dit lijstje juist en volledig is, is het over het algemeen niet nodig om al deze tijden te kennen. Focus je op de tegenwoordige tijd (ott), verleden tijd (ovt) en het voltooid deelwoord (vtt/vvt). Weet je hoe je deze vervoegt, dan is dat meestal voldoende.
Hoe herken je het voltooid deelwoord? Heel simpel. Daar staat altijd een hulpwerkwoord voor. Dat kan een vorm van hebben of zijn zijn. Bijvoorbeeld: ik heb gewerkt en wij zijn verhuisd. Gewerkt en verhuisd zijn voltooid deelwoorden.