Gebeurd of gebeurt?
Ik heb geen moeite met de werkwoordspelling, maar als in een zin ‘gebeurt’ staat, begin ik toch te twijfelen en vraag ik me af of het ‘gebeurd’ moet zijn.
Ik kan me goed voorstellen dat je onzeker wordt als je gebeurt met een t in een zin ziet staan. Het voltooid deelwoord van gebeuren - gebeurd - komt namelijk veel vaker voor dan de vorm voor de tegenwoordige tijd, gebeurt. Je bent dus meer gewend aan het woordbeeld gebeurd dan aan gebeurt.
De uitgang van een werkwoord wordt bepaald door de tijd waarin de persoonsvorm staat en door het onderwerp bij die persoonsvorm. Persoonsvorm, wat is dat ook al weer?
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat verandert, als je de tijd van de zin verandert. Bijvoorbeeld:
- Hij wordt onze nieuwe directeur.
- Hij werd onze nieuwe directeur.
Zoals je ziet, verandert wordt in werd. In zin 1. is wordt dan ook de persoonsvorm. Het onderwerp bij wordt is hij. Hoe weet je nou dat wordt met dt is? Daarvoor hebben we een handig ezelsbruggetje: lopen. Je vult op de plek van wordt een vorm van lopen in: Hij loopt onze nieuwe directeur. De persoonsvorm is loopt. Loopt bestaat uit de stam + t. De stam van worden is word (worden – en = word). Achter word komt dus een t, net zoals er een t achter loop komt.