Wanneer moet er een komma in een zin?
Ik weet soms niet of ik in een zin een komma moet zetten. Wat zijn de regels?
Echte regels voor het gebruik van de komma zijn er eigenlijk niet. Er zijn wel een paar richtlijnen. De belangrijkste is de natuurlijke adempauze. Dat klinkt een beetje vreemd, maar het werkt wel. Je leest de zin hardop, en daar waar je even inhoudt om adem te halen, zet je een komma.
Waarschijnlijk denk je nu dat de timing van die ademteug voor iedereen verschillend is. Dat is over het algemeen niet zo. Je kunt deze ‘regel’ dan ook gemakkelijk toepassen.
Op www.onzetaal.nl staat dan je een komma schrijft:
- in opsommingen: 'Zij schrijft artikelen, essays, romans, verhalen en columns.'
- tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: 'Oma had een mooie, oude, donkere linnenkast.'
- voor en na een bijstelling: 'Schultz van Haegen, de minister van Infrastructuur en Milieu, deed een nieuw voorstel.'
- voor en na een uitbreidende bijzin: 'Mijn buurman Arend, die vroeger een collega van mij was, heeft alles geregeld voor het straatfeest.'
- na de aanhef boven een e-mail of brief: 'Geachte heer/mevrouw,'.
- na een slotgroet onderaan een e-mail of brief: 'Met vriendelijke groet,'.
- voor en/of na een aanspreking: 'Sanne, heb je het naar je zin hier?'
Pas wel op met de komma. Voor je het weet staat er iets anders dan je bedoelt. Lees de volgende zinnen maar eens hardop:
- Ik vroeg mijn collega, nog eens het juiste telefoonnummer door te geven.
- Ik vroeg mijn collega nog eens, het juiste telefoonnummer door te geven.